Artikel over Kinetische kunst in de Kunsthal

Gecorrigeerd artikel over de groepstentoonstelling Actie<->Reactie in de Rotterdamse Kunsthal. Verscheen dinsdag 25 september 2018 in Het Parool.

Optisch bedrog met bedoelde bijwerkingen

In de tentoonstelling Actie<->Reactie in de Rotterdamse Kunsthal zijn kunstwerken verzameld die je niet alleen met je ogen kunt ervaren, maar met je hele lijf. Dat kan nogal desoriënterend zijn.

Als je Hal 2 van de Rotterdamse Kunsthal verlaat, moet je door een hellende gang lopen. Normaal sta je er nauwelijks bij stil dat die gang schuin afloopt, maar wel na een bezoek aan de tentoonstelling Actie<->Reactie want daarna sta je wat wankel op je benen.

Kinetische kunstwerken maken gebruik van licht en beweging; ze draaien, wenken, kantelen, schuiven, flitsen, pulseren, brommen en zoemen. Alles is onvast. Zelfs de werken die niet bewegen, lijken dat toch te doen, zoals het schilderij van Bridget Riley dat door zijn compositie van zwarte en witte streepjes lijkt te draaien.

Kinetisches Objekt mit konkaver Ellipse (1972) van Gerhard von Graevenitz is ook al zo’n verwonderend schouwspel. Sta je er recht voor, dan zie je een witte ellips rondschuiven over een zwart cirkelvormig oppervlak; als een grote amoebe in een petrischaal. De witte ellips lijkt een schijf maar is in feite een holronde vorm, waardoor hij van de zijkant gezien steeds van vorm lijkt te veranderen, beurtelings lijkt uit te rekken en te krimpen. Je blijft het gefascineerd gadeslaan, als een baby die ademloos naar zijn muziekmobile kijkt.

Dit zijn kunstwerken die je stuk voor stuk moet ervaren, en daardoor sneeuwt de kunsthistorische lijn die de Kunsthal probeert mee te geven onder.

Zachtjes bewegen
Er zijn grofweg vier periodes belangrijk voor de kinetische kunst. Te beginnen met de voorlopers in het begin van de twintigste eeuw. Dit zijn de kunstenaars die licht en beweging probeerden te suggereren, door het af te beelden. Met wat goede wil zou je in het schilderij van František Kupka met zijn overlappende sikkelvormen het spoor kunnen zien van een cirkel die door het beeld beweegt.

Vanaf 1920 gaan kunstenaars daadwerkelijk licht en beweging gebruiken in hun kunst. László Moholy-Nagy maakt een bewegende machine met een motor en gloeilampen, die helaas niet in de expositie te zien is, maar wel een film waarin je ook objecten en licht ziet bewegen. Alexander Calder maakt in de jaren dertig abstracte sculpturen van aan ijzerdraadjes gehangen plaatjes aluminium en hout die door luchtverplaatsingen zachtjes bewegen.

De indrukwekkendste kunstwerken in de tentoonstelling komen uit de derde periode die rond 1955 begon en tot eind jaren zestig duurde: de hoogtijdagen van de kinetische kunst. Het werk Spazio elastico (1967-1968) van Gianni Colombo bestaat uit horizontaal en verticaal gespannen koorden die samen een ruimtelijk rooster vormen. Pas als je er in staat, blijken de koorden elastisch en af en toe aangetrokken te worden waardoor het raster wijkt. Je omgeving wordt opeens instabiel.

Na een periode van relatieve desinteresse bij kunstenaars, leeft de kinetische kunst weer op in de jaren negentig en die fascinatie duurt voort, zoals te zien aan het werk van Jeppe Hein uit 2009, een mobile van spiegels die een ode is aan Calder.

Twaalf thema’s
Niet dat deze lijn precies te volgen is in de tentoonstelling. Anders dan de ondertitel 100 jaar kinetische kunst doet vermoeden, is de expositie niet chronologisch ingericht. Binnen twaalf thema’s, waaronder ritme, structuur, vibratie en werveling, worden kunstenaars uit die verschillende periodes samengebracht. In de labyrintische inrichting is niet altijd duidelijk waar het ene thema eindigt en het volgende begint. Die opstelling versterkt het algehele gevoel van instabiliteit en veranderlijkheid in deze tentoonstelling.

Jesús Rafael Soto liet van een stelling plastic draden naar beneden hangen, waardoor een woud van draden ontstaat waar je doorheen kunt waden. Lopend tussen de draden kun je dwalen, net als vroeger als je in de ballenbak was gedoken. Die vergelijking is niet per ongeluk; deze tentoonstelling nodigt uit tot spelen, vooral als je in de kunstwerken mag stappen.

Hier zijn namelijk kunstwerken verzameld die je als bezoeker niet alleen met je ogen kunt ervaren, maar met je hele lijf – een lijf dat gedesoriënteerd kan raken. Christian Megert hing in een vierkante ruimte van vier bij vier meter vierkante spiegels op het plafond en op de vloer, waardoor je zweeft in een oneindige weerspiegeling. Het is om duizelig van te worden.

Het is tamelijk opvallend dat de meeste bezoekers er niet voor kiezen om het werk aan den lijve te ervaren, maar via het platte beeldscherm van hun telefoon of camera. Megert had ook niet kunnen bevroeden dat zijn werk zo ‘instagrammable’ was toen hij het bedacht in 1968.

(c) Sophia Zürcher